Deze pagina gaat over rui, dus het vervangen van veren bij meeuwen. Meer specifiek: welke volgorde houdt een jonge meeuw aan bij het vervangen van veren en op welk moment in het seizoen gebeurt dit?
Allereerst: een beetje topografie van de meeuw. Waar zitten de schouderveren, de tertials, en de dekveren? Wat zijn handpennen en armpennen, en waar zit de staart?
|
Foto 1: Zilvermeeuw argenteus juveniel, 23 augustus 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Dunne witte lijntjes omkaderen de veerpartijen.
Net achter de nek zitten de rugveren in een driehoekje. Het zijn zeer kleine veertjes, ze spelen geen rol in dit verhaal. Meteen daaronder vind je de schouderveren, waar de rui van een juveniele vogel start.
Er zijn 6 tertials en die veerpartij loopt over in 18 armpennen (engels 'secondaries'; in een staande vogel zijn enkel de topjes van de armpennen zichtbaar, hier is na het strekken van de vleugel een veel groter deel van de armpennen te zien).
Boven de armpennen zitten 3 groepen dekveren op de vleugel (grote, middelste, en kleine). Als een vogel de vleugel strekt zul je zien dat de grote dekveer naast tertial #1 het dichtst bij het lichaam zit; die heet dan ook 'binnenste grote dekveer'. De allerbuitenste vleugeldekveren gaan schuil achter de flankveren in deze staande vogel.
Een juveniele Zilvermeeuw heeft bruinzwarte handpennen (engels 'primaries') met kleine witte topjes. Het pijltje wijst naar handpen #7 (P7). Het laatste topje is van P10, De staart ligt vlak onder P7 in een staande vogel. |
Voor alle vogels geldt: veren slijten en dienen steeds vervangen te worden, een heel vogelleven lang. Veren worden geruid. Meeuwen hebben twee keer per jaar een rui. Eén maal in de zomer (de ‘complete rui’), wanneer alle veren aan de beurt zijn en zelfs de grote slagpennen worden vernieuwd en er is een korte extra rui, waarbij maar een klein deel van de veren wordt vervangen.
De start van de complete rui is rond eind april, wanneer een vogel ongeveer een jaar oud is. Veel veren zijn dan aan vervanging toe. Het startsein van de complete rui is het afwerpen van de binnenste handpen P1 en de rui duurt de hele zomer tot de buitenste pen P10 is volgroeid. Het tijdschema is bij de meeste soorten ongeveer gelijk.
Maar wat gebeurt er daarvoor, gedurende de herfst en winter, dus tussen het uitvliegen van de juvenielen uit de kolonie (in juli-august) en eind april? Dan vindt er namelijk ook een rui plaats en die heet de post-juveniele rui (rui ná het juveniele kleed). Het blijkt dat het ruischema van de post-juveniele rui een goed aanknopingspunt biedt om tot soortbepaling te komen. Daar gaat deze pagina over.
Foto 2: Zilvermeeuw 2CY, 25 april 2017, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Eind april en het verenkleed is er niet best meer aan toe. De complete rui is nog niet begonnen, immers binnenste handpen P1 is nog aanwezig. Maar het zal nu niet lang meer duren of de complete rui zal starten. Zoals de foto toont zijn nieuwe veren meer dan welkom. |
Foto 3: Zilvermeeuw argenteus A||V 2CY, 23 april 2017, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). De complete rui is deze week begonnen. Door op een foto vanaf de buitenste handpen P10 terug te tellen naar binnen kom je tot P2, en dat verklaart het gaatje tussen de handpennen en armpennen: P1 is uitgeworpen. Vanaf nu wordt het volledige, sterk gesleten kleed vervangen gedurende de zomermaanden. |
Foto 4: Geelpootmeeuw michahellis ITB CH6147 1CY, 31 juli 2009, Scheveningen, Nederland (Mark Zevenbergen). Eind juli bedelen de jonge Nederlandse zilvermeeuwen nog om eten bij hun ouders in onze kolonies. Deze Italiaanse Geelpootmeeuw is dan al 1000 km noordwaarts gevlogen en verschijnt bij ons in volledig juveniel kleed, zij het wel al licht gesleten. |
Foto 5: Pontische Meeuw cachinnans 1CY, 02 September 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Een vogel die naast de oude schouderveren opvallend verse nieuwe veren heeft: de post-juveniele rui is duidelijk. September is nog te vroeg in het seizoen om de uiteindelijke reikwijdte van deze rui te bepalen. Tot half november kunnen tertials en vleugeldekveren vervangen worden bij zowel Pontische Meeuw als Geelpootmeeuw. |
Alvorens in te gaan op de post-juveniele rui, eerst het startpunt: het juveniele kleed. Dit is het kleed dat een donzig, pluizig kuiken in de loop van twee maanden ontwikkelt in het nest en het is het kleed waarmee een juveniele vogel de kolonie zal verlaten. Er is natuurlijk een direkt verband tussen de datum van eileg en het uitvliegen van juveniele vogels.
In Nederland wordt in de eerste week van mei massaal eieren gelegd in de meeuwenkolonies. Natuurlijk heb je vroege vogels die eind april al willen broeden, en je hebt late broeders of vogels die hun eerste leg zien mislukken en opnieuw proberen. Maar begin mei is het gemiddelde en 4 weken later zullen de eieren uitkomen. In het koude noorden van Scandinavië zijn ze dan nog niet zo ver, terwijl in het warme Israel de kuikens begin mei al in het nest zitten. De spreiding in eileg-data van zuid naar noord is van belang, want begin juni kan die Israelische juveniele Geelpootmeeuw al vliegen, terwijl bij ons het Zilvermeeuwei net uitkomt.
|
Foto 6: Kleine Mantelmeeuw graellsi iZ||P juveniel, 03 september 2016, Utrecht, Nederland (Mars Muusse), plus Kleine Mantelmeeuw 2CY ter vergelijking (foto's dezelfde dag en lokatie genomen).
Hoe herken je een juveniel kleed in de nazomer?
Dat is vrij eenvoudig: links staat een juveniel, en de rechter vogel is één jaar ouder en is aan het ruien naar 2e winter. Juveniele vogels staan altijd afgebeeld in de veldgidsen. Aan een juveniele vogel valt op:
.1 de schouderveren zijn juveniel; het patroon is een donkerbruin centrum met een beige-wit, vaak gekartelde rand (1a), terwijl 2e winter vogels meerdere egaal gekleurde schouderveren hebben die de kleur van het adulte kleed aangeven (1b);
.2 in de nazomer zijn alle vluegeldekveren
nog juveniel en ongeveer even oud doordat ze tegelijk zijn ingegroeid (2a), terwijl dat bij 2e winter vogels niet zo is, daar zie je oude en nieuwe veren door elkaar.
Begrijpelijk, want deze 2e winter vogel is al 4 maanden in de rui (vanaf eind april) en de dekveren worden op volgorde (en niet alle tegelijk) vervangen. Daardoor zie je opvallend oude naast zeer nieuwe (2b) dekveren;
.3
de juveniele handpennen zijn alle nieuw en puntig (3a). Een 2e winter vogel is nog aan het ruien, waardoor je nieuwe en oude handpennen naast elkaar ziet. In een vliegende vogel is het rui-gat nog duidelijker. |
Hoewel het bepalen van de leeftijd vaak niet zo moeilijk is, kan soortherkenning wel lastig zijn. Juvenielen lijken nu eenmaal erg op elkaar. Gelukkig biedt de post-juveniele rui een oplossing.
De post-juveniele rui wordt gedefinieerd als "de vervanging van juveniele veren door nieuwe veren, van de tweede generatie". Dat is een logische definitie, als we ervan uitgaan dat het juveniele kleed het eerste kleed is (eerste generatie). Zodra er dus nieuwe, 2e generatie veren verschijnen (meestal eerst in de schouderpartij) spreken we niet meer van een juveniele vogel, maar beter van een vogel ruiend naar de 1e winter, vaak kortweg een '1e winter vogel'.
Nog even wat afkortingen:
1CY: vogels in het 1e kalenderjaar
= periode van uit het ei komen (meestal begin juni) t/m 31 december van dat jaar.
2CY: vogels in het 2e kalenderjaar
= het opvolgende jaar na het uitkomen, begint natuurlijk op 1 januari en duurt tot 31 december.
1e generatie (1e gen): de eerste set veren ná het dons, het kleed is nog volledig juveniel, het is een 'juveniele vogel'.
2e generatie (2e gen): kleed
waarin (een deel van) de veren is vervangen, die veren zijn nu 2e generatie; het wordt hiermee een '1e winter vogel'.
We kunnen nu categorieën gaan maken op basis van het verloop van de post-juveniele rui. We starten met de 'crispy vikingen' en eindigen met de 'rapste Finnen'.
===============
Type I: de crispy viking.
De crispy viking komt op de toendra wat laat uit zijn ei (pas in de tweede helft van juni) en verlaat dus ook redelijk laat de kolonie in het noorden van Scandinavië en Rusland. Vogels van type I behouden vervolgens een groot deel van de winter hun juveniele kleed. Eind april begint hun complete rui (dan verliezen ze P1, de binnenste handpen), maar tot die tijd worden hooguit wat kleine schouderveren vervangen. Ook opvallend bij de crispy viking: de conditie van alle veren blijft de hele winter opvallend goed, dus nauwelijks slijtage aan de veerrandjes en de bruintonen verbleken niet. Je zou zeggen dat de crispy viking het geheim kent van de 'eeuwige jeugd', in Griekse mythen geschonken door Hebe.
Tot de groep crispy vikingen behoren Scandinavische Zilvermeeuw (argentatus), de noorderlijke Grote Mantelmeeuwen (marinus) en de Burgemeesters.
|
|
Foto 7: Type I - Zilvermeeuw argentatus juveniel, 13 december 2009, Peterhead, Schotland (Chris Gibbins). Half december en nog steeds heeft deze vogel geen veertje vervangen. Het verenpak ziet er top uit.
Een klassieke crispy viking. |
Foto 8: Type I - Grote Mantelmeeuw marinus RUM ES17994 juveniel, 01 februari 2015, Boulogne-sur-Mer, Frankrijk (Jean-Michel Sauvage). Geringd in noord Rusland (66ºN). Er lijken een paar schouderveren te missen, maar overigens een opvallend vers juveniel kleed voor februari. |
|
|
Foto 9: Type I - Grote Mantelmeeuw marinus 1e winter, 02 februari 2012, IJmuiden, Nederland (Mars Muusse). Slechts enkele kleine schouderveren vervangen, overigens in vers juveniel kleed, een crispy viking, met de 'eeuwige jeugd'. |
Foto 10: Type I - Zilvermeeuw argentatus 1e winter, 25 maart 2017, IJmuiden, Nederland (Mars Muusse). Crispy viking met de meeste schouderveren nog juveniel (1), de dekveren zijn juveniel met nauwelijks slijtage aan de veerrandjes en er is geen verbleking van bruintonen (3). De juveniele tertials hebben nog steeds gave witte randjes (4). Rui-stadium: eind maart en slechts een paar kleine schouderveren vervangen (2). |
===============
Type II: de zilvertruus.
Hieronder vallen onze eigen juveniele Zilvermeeuwen. Bij de zilvertruusjes start de post-juveniele rui in de nazomer (augustus), direkt wanneer de kolonie wordt verlaten. In deze post-juveniele rui worden de schouderveren vervangen, maar geen andere veerpartijen. Gedurende de herfst en winter hebben ze dus 2e generatie schouderveren, terwijl dekveren, tertials, staart en vleugelveren 1e generatie (juveniel) blijven. Totdat uiteindelijk eind april de binnenste handpen P1 wordt uitgeworpen, en daarmee wordt de start van de complete rui ingeluid. Zilvertruus heeft een beperkte en zeer overzichtelijke post-juveniele rui.
In maart-april kan het kleed van zilvertruus erg gesleten zijn: van dekveren is niets meer over behalve de schacht, en bruintinten zijn verbleekt tot spierwit.
Soms worden voorste schouderveren in het voorjaar wederom geruid en worden dan dus 3e generatie veren.
Tot de groep zilvertruusjes behoren onze eigen Zilvermeeuw (argenteus), onze Kleine Mantels en Engelse Kleine Mantels (graellsii) en zuidelijk broedende Grote Mantels (marinus).
|
|
Foto 11: Type II - Zilvermeeuw argenteus, 21 augustus 2015, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Een lokaal jong uit de kolonie van Katwijk, nu op het strand. De post-juveniele rui is meteen gestart, zodra de kolonie werd verlaten. De pijltjes wijzen naar de vervangen, 2e generatie, nieuwe schouderveren die onderscheidend zijn door de beige grondkleur, het anker-patroon en de ongesleten veerranden. |
Foto 12: Type II - Kleine Mantelmeeuw graellsii 3:DCY 1e winter, 06 oktober 2016, Matosinhos, Portugal (José Marques). Geringd in Frankrijk. Het is begin oktober en bijna alle schouderveren zijn al vervangen. De rui volgt een klassiek verloop: eerst worden kleine bovenste schouderveren vervangen, en de onderste, grootste schouderveren zullen als laatste aan de beurt zijn. De juveniele dekveren zijn al wat gesleten aan de randen. |
|
|
Foto 13: Type II - Grote Mantelmeeuw marinus JP140 1e winter, 04 december 2011, Boulogne-sur-Mer, Frankrijk (Jean-Michel Sauvage). Geringd in zuid Noorwegen. De schouderveren zijn vervangen (nu 2e generatie), maar daar blijft het bij. Vleugeldekveren, tertials, etc blijven deze winter 1e generatie: een zilvertruus-strategie. |
Foto 14: Type II - Grote Mantelmeeuw marinus JU818 1e winter, 20 december 2014, IJmuiden, Nederland (Mars Muusse). Geringd in zuid Noorwegen. 2e generatie bovenste schouderveren (pijl 'nieuw') en juveniele onderste, grootste schouderveren ('oud'). De witte randen (kwetsbaar, want geen pigment) van juveniele dekveren en vooral tertials zijn gesleten. In april was deze vogel nog steeds aanwezig, maar dekveren en tertials waren juveniel gebleven. |
|
|
Foto 15-16: Type II - Zilvermeeuw argenteus A||V 1e winter, 03 oktober 2016 (links) en 02 april 2017 (rechts), Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Foto's zijn gespiegeld.
Vanaf augustus, na het uitvliegen, had deze vogel de vaart er meteen al goed in; in oktober waren bijna alle schouderveren vervangen. Sommige 2e generatie schouderveren zijn al wat gebleekt (zie pijl 'oud 2e gen' in linker foto), wat aangeeft dat deze veren enige tijd geleden als eerste werden vervangen (in augustus dus). Ook toont de foto dat de ondertse, langste schouderveren pas als laatste zullen worden vervangen; ze zijn nu nog juveniel (zie pijl 'juveniel' in linker foto).
Rechts dezelfde vogel in april, vlak voor de aanvang van de complete rui (P1 is nog aanwezig). De foto toont de reikwijdte van post-juveniele rui tijdens de winter: het is uiteindelijk bij de schouderveren gebleven (klassiek beeld voor de zilvertruus). De vleugeldekveren en tertials zijn nog steeds juveniel, nu oud, gesleten en de bruine delen zijn verbleekt (zie pijl 'juveniel' in rechter foto).
Maar er is meer te zien: de onderste, lange schouderveren zijn nu ook 2e generatie, blijkbaar toch nog vervangen, zo rond december (zie pijl 'oud 2e gen' in rechter foto).
En je ziet in april ook hier en daar 'versere' schouderveren. Veren met een beige-grijze basis en fraaie, ongesleten veerzomen. Wederom tonen ze een ankerpatroontje. Dit zijn nieuwe 3e generatie veren en je vindt ze precies op die lokaties waar de oudste 2e generatie veren zichtbaar waren een half jaar geleden (zie pijl 'nieuw 3e gen' in rechter foto).
Deze twee foto's illustreren mooi dat "als je in het voorjaar verse bovenste (kleine) schouderveren ziet, terwijl de onderste, langste schouderveren zijn vervangen voor 2e generatie, dat die nieuwe veren dan 3e generatie zijn". Voor zilvertruus schrijven we hier 'voorjaar', maar type III, de speedy gonzales, kan al 3e generatie schouderveren tonen in december. |
===============
Type III: de gonzales.
Ook wel ‘Speedy Gonzales’, veelal vogels uit het Middellandse Zeegebied. De eileg van de adulten is vroeg en dus vliegen juveniele vogels eind juni al uit. Door het warm klimaat en felle zon heeft het kleed meteen al te lijden van slijtage in augustus. Dat is te zien aan de gesleten veerzomen.
De post-juveniele rui in de schouderveren begint vroeg bij gonzales, rond midden augustus, en verloopt in hoog tempo. Eind september zijn de bijna alle schouderveren vervangen, en nu wordt gelijktijdig een rui in dekveren en tertials gestart (dekveren en tertials worden niet geruid door crispy vikingen en zilvertruusjes uit groep I & II). Aan het eind van de herfst (november) zijn alle schouderveren (ook de langste) vervangen evenals een deel van de binnenste vleugeldekveren en vaak de bovenste tertials. Tot november dus een snelle, uitgebreide rui, maar vanaf december zal bij gonzales het tempo dalen. Alles blijft zoals het dan is, slechts hier en daar wordt nog een schouderveertje vervangen gedurende de rest van de winter.
Tot de groep gonzales behoren Geelpootmeeuw (michahellis), Pontische Meeuw (cachinnans) en zuidelijk broedende Kleine Mantels (graellsii).
|
|
Foto 17: Type III - Geelpootmeeuw michahellis ST3U 1e winter, 16 november 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Vogel uit Kroatië. Het is november en alle schouderveren zijn vervangen, net als de binnenste twee grote dekveren, zes middelste dekveren en ongeveer acht kleine dekveren (2e gen). De buitenste vleugeldekveren en tertials zijn nog juveniel (1e gen). |
Foto 18: Type III - Pontische Meeuw cachinnans 431P 1e winter, 16 november 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Vogel uit Polen, die qua rui vergelijkbaar is met ST3U uit Kroatië: eind van de herfst en al een vergevorderde rui zoals gonzales dat toont. Vooral vogels uit zuid Europa tonen deze snelle rui in het najaar. |
|
|
Foto 19: Type III - Geelpootmeeuw michahellis 1G6 1e winter, 15 november 2009, Madrid, Spanje (Delfín González). Zeer vergevorderde vogel die in november alle schouderveren heeft vervangen en zo goed als alle zichtbare dekveren (de pijlen '1e gen' geven de laatste juveniele vleugeldekveren aan) en de tertials zijn vervangen. De staart en handpennen zijn juveniel en bllijven dat de hele winter. Er zullen ook geen extra dekveren meer worden vervangen in de post-juveniele rui. |
Foto 20: Type III - Pontische Meeuw cachinnans UKK L001754 1e winter, 13 januari 2004, Lubna, Polen (Ruud Altenburg). Oekraïense vogel met veel vervangen vleugeldekveren (pijl '2e gen'): linker pijl wijst naar nieuwe middelste dekveren waarvan de hele zichtbare rij is vervangen, de rechter pijl wijst naar nieuwe binnenste grote dekveren. Ook de bovenste tertials zijn nieuw. Handpennen en staart zijn juveniel, net als centrale grote dekveren (rechterpijl '1e gen') en de buitenste kleine dekveren (linkerpijl '1e gen'). |
|
|
Foto 21: Type III - Pontische Meeuw cachinnans HCV93 1e winter, 16 november 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). Vogel uit Wit-Rusland, samen met een ongeringde Pontische Meeuw. Beide vogels tonen 2e generatie vleugeldekveren (pijlen '2e gen'), vooral de binnenste middelste dekveren. |
Foto 22: Type III - Kleine Mantelmeeuw graellsii S.L 1e winter, 04 november 2014, Utrecht, Nederland (Frank van der Meer). Foto is gespiegeld. Een Nederlandse gonzales, die midden oktober al bijna alle schouderveren heeft vervangen alsmede enkele binnenste vleugeldekveren (pijl '2e gen'). |
===============
Type IV: de heug.
Vogels uit Scandinavië en Rusland. Een interessante groep, de heug, doordat ze zich de eerste helft van de winter als groep I (crispy viking) gedragen, maar vanaf februari een snelle en uiteindelijk nog uitgebreidere rui hebben dan groep III (gonzales). Dus: tot in december blijft de heug in het juveniele kleed en blijft er strak uit zien (bijna geen slijtage en bijna geen verbleking). Dan gaat vervolgens het gaspedaal op de bodem: in januari worden in rap tempo de schouderveren vervangen en vervolgens gaat de rui door in dekveren en tertials. In maart-april volgt dan ook vaak nog rui in de staartveren en zelfs armpennen (engels: ‘secondaries’).
Eind april, wanneer de complete rui nog moet beginnen ( met het uitwerpen van P1) heeft de heug eigenlijk ‘het grootste deel dus al vervangen in de winter’.
Tot de groep heug behoren Scandinavische Kleine Mantels (intermedius) en Heuglins Meeuw (heuglini).
Deze ruistrategie van 'de heug' levert in mei en juni spectaculaire vogels op in ons land en bijvoorbeeld in Finland. Het zijn de vogels die met vergevorderde rui
terugkeren van de wintergronden in Afrika, zoals een aantal foto's hieronder toont (en, begeleid door engels tekst, zijn hier nog meer voorbeelden). Deze vier vogels zijn gefotografeerd in het voorjaar en geven een idee van de uiteindelijke reikwijdte van hun post-juveniele rui.
Foto 23: Type IV - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 12 juni 2009, Tampere, Finland (Petri Salo). De tertials en het overgrote deel van de vleugeldekveren zijn geruid. De gave randjes aan de veren geven aan dat dit vrij recent is gebeurd (in het vroege voorjaar). Er is een opvallend verschil tussen deze kakelverse veren en de juveniele veren die al 10 maanden oud zijn. Post-juveniele rui in de dekveren en tertials gedurende de late wintermaanden is een kenmerk van 'de heug', type IV vogels. |
Foto 24: Type IV - Kleine Mantelmeeuw intermedius JM4E 2CY, 22 juni 2013, Noordwijk, Nederland (Maarten van Kleinwee). Noorse vogel die in november in Marokko werd gezien. Zeer vergevorderde rui in dekveren en ook de staartpennen zijn vervangen dit voorjaar in Afrika (vrij recent dus). Daardoor zien ze er gaaf uit met ongesleten witte topjes. Hierin verschillen deze vogels van gonzales (type III). Je moet een goed beeld hebben van de conditie van veren, zodat je weet wanneer ze zijn vervangen. |
Foto 25: Type IV - Kleine Mantelmeeuw intermedius 2CY, 15 juni 2013, Noordwijk, Nederland (Maarten van Kleinwee). In west Europa is geen taxon dat zo'n vergevorderde rui heeft als dit type vogel: afgelopen winter zijn alle schouderveren vervangen, maar ook all dekveren, alle tertials, alle staartpennen en alle armpennen. Enkel de handpennen bleven juveniel, tot recent de complete rui werd aangevangen met het wisselen van P1. Nu, half juni is P2 ook vervangen en P3 uitgeworpen. |
Foto 26: Type IV - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 02 mei 2007, Tampere, Finland (Hannu Koskinen). Vergelijkbaar met de vogel hiernaast, maar deze heuglini heeft ook nog eens handpen P10 vervangen een maandje geleden. Een deel van de Heuglins Meeuwen dat in de zomer terugkeert in noord Europa heeft enkele handpennen geruid. Let op de fraaie witte topjes van de staartpennen, een indicatie dat ze recent zijn vervangen in het vroege voorjaar op de wintergronden. Hierin verschillen deze vogels van gonzales (type III). |
De foto's hierboven illustreren wat vergevorderde post-juveniele rui inhoudt: ook staartpennen en zelfs armpennen worden vervangen. Het vermoeden is dat een groot deel van deze fraaiste Noorse intermedius hebben overwinterd in westelijk Afrika, wat vrij ver naar het zuiden is. Heuglini is ook zo'n 'lange afstandtrekker' van de Russische toendra die overwintert in oost Afrika en het Arabisch schiereiland.
We zien ze pas terug in juni nadat ze noordwaarts migreren, terug Europa in. Zo krijgen we hier in Nederland en in Finland wel een idee van 'de uiteindelijke reikwijdte' van de post-juveniele rui in deze heug-groep, maar 'de timing gedurende het ruiproces', die kennen we niet. We hebben immers slechts 'een momentopname' in juni, en moeten maar proberen te reconstrueren hoe het proces is verlopen in de voorafgaande periode.
Om de exacte timing te kennen dienen we individuele vogels te volgen, de hele winter lang, om zo het hele ruiproces te kunnen volgen. Daarvan volgt nu een voorbeeld-vogel: intermedius J221N uit zuid Noorwegen en fantastisch vastgelegd door de Portugese fotograaf José Marques. Enkele van de foto's zijn gespiegeld.
Foto 27: Kleine Mantelmeeuw intermedius J221N 1CY, 04 december 2015, Matosinhos, Portugal (José Marques). Het is al december en nog steeds zijn alle schouderveren juveniel, maar er zitten hier en daar al een paar 'rui-gaatjes' in. Ofwel: de post-juveniele rui is juist gestart, zij het wel wat laat dus. Tot dit moment lijkt de vogel op type I, de crispy viking. |
Foto 28: Kleine Mantelmeeuw intermedius J221N 1CY, 29 december 2015, Matosinhos, Portugal (José Marques). Het tempo zit er meteen goed in: krap 4 weken later en zo goed als de hele schouder is vervangen door 2e generatie veren. De heug start midden in de winter de post-juveniele rui pas, en het duurt tot het voorjaar voor we een idee hebben van de volledige reikwijdte. |
Foto 29: Kleine Mantelmeeuw intermedius J221N 2CY, 24 januari 2016, Matosinhos, Portugal (José Marques). Weer 4 weken later en er zijn enkele nieuwe binnenste dekveren ingegroeid. En gezien de gaten in het kleed is de rui nog niet voorbij. Deze foto toont dat de rui op de vleugel aanvangt in de binnenste dekveren: een klassiek beeld bij alle types. |
Foto 30: Kleine Mantelmeeuw intermedius J221N 2CY, 22 april 2016, Matosinhos, Portugal (José Marques). Er groeien nog steeds nieuwe veren in en ook enkele staartpennen zijn missend. Merk op dat de dekveren er opvallend nieuw uitzien, wat we gaan terugzien en opmerken, wanneer zo'n type vogel opduikt in Nederland in juni. Hierin zit het verschil met gonzales, type III. |
Hieronder volgen nog een paar voorbeelden van Type IV vogels. Het is van belang dat handpen P1 nog aanwezig is in het voorjaar, want dan is de complete rui immers nog niet gestart.
In de complete rui worden alle veren vervangen en dat vertroebelt natuurlijk het beeld van de reikwijdte van de post-juveniele rui.
|
|
Foto 31: Type IV - Heuglins Meeuw heuglini 1CY, 03 december 2009, noord Oman (Hans Larsson). Begin december en daar verschijnt het eerste rui-gaatje tussen de kleine schouderveren. De post-juveniele rui komt er nu pas aan. Merk op dat het kleed opvallend netjes oogt, zonder slijtage of verbleking (en dat in Oman, onder de woestijnzon). Een duidelijke indicatie voor een vogel die laat uit de kolonie op de Russische toendra vertrok. |
Foto 32: Type IV - Kleine Mantelmeeuw intermedius J2T9 2CY, 14 maart 2010, Madrid, Spanje (Delfín González). Foto is gespiegeld. Alle schouderveren zijn geruid en de post-juveniele rui omvat ook dekveren. Aan de fraaie veerzomen en de grijze grondtoon is te zien dat dit verse veren zijn, zeer recent vervangen. Bovendien is het ruiproces nog gaande: de centrale tertials zijn nog groeiend. |
|
|
Foto 33: Type IV - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 12 februari 2011, Ashdod, Israel (Amir Ben Dov). De juveniele dekveren hebben zelfs in februari nog redelijk nette randjes. Alle schouderveren zijn geruid en de post-juveniele rui omvat ook dekveren. Aan de fraaie veerzomen en de grijze grondtoon is te zien dat dit kakelverse veren zijn, dus recent vervangen midden in de winter. |
Foto 34: Type IV - Kleine Mantelmeeuw intermedius J369N 2CY, 27 mei 2016, Utrecht, Nederland (Mars Muusse). Geringd in zuid Noorwegen. P1 is nog aanwezig, dus de complete rui is nog niet gestart (vogels met een uitgebreide post-juveniele rui zijn doorgaans laat met de start van de complete rui). In rust heeft deze vogel zo goed als alle zichtbare veren vervangen voor 2e generatie. In vlucht blijkt ook de gehele staart vervangen tijdens de post-juveniele rui in de winter. |
|
|
Foto 35: Type IV - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 23 april 2006, Tampere, Finland (Visa Rauste). De complete rui is nog niet begonnen (P1 zit er nog) dus alle veren die geruid zijn vallen nog onder de post-juveniele rui. Dat zijn alle schouderveren, veel binnenste dekveren en de bovenste tertials. Aan de fraaie veerzomen en de grijze grondtoon is te zien welke veren zeer recent zijn vervangen in dit voorjaar. Sterker nog: tertial #4 is nog aan het groeien, wat aangeeft hoe laat de post-juveniele rui nog plaatsvindt in 'de heug'. |
Foto 36: Type IV - Kleine Mantelmeeuw 2CY, 24 mei 2016, Katwijk, Nederland (Mars Muusse). P1 is nog aanwezig, dus de complete rui is nog niet gestart. In rust heeft deze vogel zo goed als alle zichtbare veren vervangen voor 2e generatie. Maar vliegend blijken de handpennen en de meeste armpennen nog juveniel. De uitgebreide post-juveniele rui omvatte veel vleugeldekveren en de gehele staart. De grijze dekveren zijn zeer recent geruid, net als de staartpennen die nog zeer gaaf zijn. |
===============
Type V: de fuscus.
Ook fuscus is de eerste helft van de winter in juveniel kleed zoals vogels uit groep I (crispy viking) en groep IV (de heug). Vanaf eind januari heeft ze een ‘vervroegde complete rui’. Dus wederom: tot in december een juveniele kleed in fraaie conditie (bijna geen slijtage en geen verbleking). Vanaf eind januari en februari volgt een rui vanaf handpen P1, in een volgorde die onze vogels pas vanaf eind april hebben. De logica hierachter hangt samen met migratie: de fuscus komt uit Scandinavië en Rusland en overwintert in equatoriaal Afrika. Om toch tijd te vinden voor de rui wordt het op deze manier opgelost. Zulke vogels hebben in mei bij terugkomst in noord Europa dus een volledig 2e generatie kleed, inclusief de handpennen.
Tot de groep fuscus behoren Baltische Mantel (fuscus) en een enkele keer Heuglins Meeuw (heuglini).
|
|
Foto 37: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus 2CY, 30 januari 2010, Ashdod, Israel (Amir Ben Dov). Er worden schouderveren vervangen eind januari. De rest van het kleed is juveniel met de veerranden redelijk gaaf en eigenlijk geen verbleking van de bruintonen. Type V fuscus is een laat ruiende groep, vanaf midden winter. |
Foto 38: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus J007K 2CY, 01 februari 2014, Ashdod, Israel (Amir Ben Dov). Geringd in Troms, Noorwegen (69°N) met actieve rui in dekveren en tertials. het is nog te vroeg in het seizoen om de volledige reikwijdte van deze rui te bepalen. |
|
|
Foto 39: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus 2CY, 12 maart 2011, Ashdod, Israel (Amir Ben Dov). De complete rui is gestart: P1 groeit en P2 is uitgeworpen, P3-P10 zijn nog juveniel. Rui in de vleugeldekveren toont een gelijk schema als onze ruiende Zilvermeeuwen hebben in de zomermaanden. Als P1 groeit worden de binnenste dekveren uitgeworpen, zo ook hier.
Maar er is ook een verschil: normaal worden staartpennen geruid wanneer de handpenrui bij P6 is. Dat zien we bij onze Zilvermeeuwen. Veel fuscus vervangen die staartpennen veel eerder in het ruischema. |
Foto 40: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus CSJ4 2CY, 01 april 2011, Ashdod, Israel (Amir Ben Dov). Geringd in Finland. Alle schouderveren zijn al vervangen, de randjes zijn ondertussen al wat gesleten. Er is actieve rui in de handpennen (P4 nieuw, P5-P6 groeiend, P7-P10 oud) en momenteel wordt ook de staart vervangen. De buitenste grote dekveren in deze vogel zijn nog juveniel, maar het overgrote deel van de zichtbare dekveren is nu 2e generatie. Merk op dat de algehele grondtoon van deze fuscus bijna zwart-bruin is. |
|
|
Foto 41: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus CSX2 2CY, 15 mei 2010, Eilat, Israel (Amir Ben Dov). Geringd in Finland. Er heeft een uitgebreide rui plaatsgevonden op de wintergronden, waarbij alle veren zijn vervangen, het gehele kleed is nu 2e generatie. Rui is nu klaar en er komt tijd en ruimte voor de migartie naar het noorden. Over enkele weken kan een vogel in dit kleed opduiken in Finland. |
Foto 42: Type V - Baltische Mantelmeeuw fuscus C59J 2CY, 31 mei 2011, Espoo, Finland (Visa Rauste). Uit Finland. En zo verschijnt fuscus in noord Europa. Er is een complete rui geweest op de wintergronden, waarbij alle veren zijn vervangen, inclusief de handpennen. Nauwkeurige bestudering toont zelfs enkele diepzwarte middelste vleugeldekveren; dit zijn veren die al naar 3e generatie zijn geruid. |
|
|
Foto 43: Type V - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 14 juni 2002, Syktyvkar, Rusland (Visa Rauste). Net als voorgaand Baltisch Meeuwen heeft ook deze Heuglins Meeuw alle handpennen geruid op de wintergronden en is daarna naar het noorden gevlogen waar Visa deze foto nam. P1-P10 zijn dus 2e generatie. Ondertussen is een nieuwe beperkte rui begonnen in de vleugeldekveren, die nu 3e generatie worden. |
Foto 44: Type V - Heuglins Meeuw heuglini 2CY, 14 juni 2002, Syktyvkar, Rusland (Visa Rauste). Er is geen actieve rui in handpennen zoals we dat kennen van de complete rui in de zomer. Deze vogel lijkt op voorgaande dieren, eveneens met geruide handpennen in het voorjaar. Echter, in de rechter vleugel is P3 overgeslagen en in de linker vleugel P3-P4. Dit zijn de enige veren op de hele vogel die nog juveniel zijn. |
===============
De praktijk
Welke soort is het? Vogels in September. |
|
|
Foto 45: 15 september 2011, Huelva, Spanje (Corriplaya). Merk op dat een deel van de binnenste dekveren zijn geruid, en het is pas september. Daardoor vallen type I, IV en V al af. Type II of III dus. De geruide dekveren (pijl 2 wijst naar middelste dekveer, pijl 3 naar een nieuwe binnenste grote dekveer) passen niet op zilvertruusjes, dus gonzales zou het moeten zijn.
Controle: inderdaad is bij deze vogel ook de rui in de schouderveren al heel ver (pijl 1 = 2e gen onderste schouderveer) en inderdaad hadden we het correct gezien dat de binnenste dekveren al 2e generatie zijn, want pijl 4 geeft aan hoe de naastliggende veer nog juveniel is en duidelijk anders van patroon en van 'versheid'.
Het betreft hier 1CY Geelpootmeeuw michahellis G.12L welke werd geringd in Cádiz, Spanje. |
Foto 46: 29 september 2014, Portimao, Portugal (Carl Baggott). Merk op dat het kleed volledig juveniel is, maar wel gesleten: de kopveren zijn rafelig (pijl 1), de schouderveren missen de witte randjes (pijl 2) en de binnenste grote dekveren hebben de witte randen weggesleten (pijl 3).
Een gesleten kleed in september past niet goed op type I, IV of V. Het ontbreken van rui is bovendien niet goed voor gonzales, dus blijft de zilvertruus over. Daarin zitten onze Zilvermeeuw, Grote Mantel en Kleine Mantel. De eerste twee vallen af door tertial patroon en donkere grote dekveren, dit is duidelijk een standaard Kleine Mantelmeeuw zoals we die in Nederland ook zien.
Controle: geen karteling op de tertialranden, uitgebreid donkere centra van de buitenste grote dekveren, een chocoladebruine grondkleur en een brede staartband passen goed op Kleine Mantel. September is te vroeg om een goed beeld te krijgen van de uiteindelijke reikwijdte van de post-juveniele rui. Intermedius Kleine Mantels kunnen nog wel eens laat starten namelijk, maar onze eigen graellsii Kleine Mantels kunnen dat ook. Het gesleten kleed pleit lichtelijk voor een vogel uit een zuidelijke kolonie, maar zonder ringgegevens zou het gewoon een 'westerse Kleine Mantel' worden.
Het betreft hier 1CY graellsii Kleine Mantelmeeuw R:V3E geringd in Portes-en-Re, Frankrijk. |
Welke soort is het? Vogels in December. |
|
|
Foto 47: 24 november 2012, Anza, Marokko (Christian Pedersen). De foto is gespiegeld. Merk op dat het kleed volledig juveniel is, en voor eind november pas licht gesleten. Dit duidt op een noordelijke herkomst. Rui in de schouderveren staat op het punt te starten, de eerste rui-gaten zijn zichtbaar (pijl '1'). Type II en type III vogels zouden al verder zijn qua rui, type I vogels zouden niet zo duidelijk meerdere rui-gaten hebben. Wat de reikwijdte van de rui wordt in de tweede helft van deze winter is niet te voorspellen, het kan een 'heug' (type IV) zijn of een 'fuscus' (type V). De lokatie (Marokko) pleit voor een westerse Kleine Mantelmeeuw.
Controle: geen karteling op de tertialranden, uitgebreid donkere centra van de buitenste grote dekveren, een chocoladebruine grondkleur en een brede staartband passen goed op Kleine Mantel.
Het betreft hier 1CY intermedius Kleine Mantelmeeuw JR2Y welke werd geringd in Troms, Noorwegen (69°N), een afstand van 4600 km tot Anza. |
Foto 48: 20 december 2014, IJmuiden, Nederland (Mars Muusse). Alle dekveren en tertials zijn nog juveniel in december, maar de witte randen zijn wel gesleten. Een deel van de schouderveren is vervangen voor 2e generatie veren. Deze kenmerken passen goed op een zilvertruus (type II).
Controle: geen crispy kleed in de eerste helft van de winter (zoals zou moeten voor type I, IV en V) en geen dekveerrui wat zou passen op type III. De onderste schouderveren zijn nog juveniel. Type II blijft over. Deze bullebak waar een hele zalmmoot zonder moeite in verdwijnt, is natuurlijk een Grote Mantelmeeuw. De 2e generatie schouderveren passen niet goed op een arctische herkomst, eerder een vogel uit een zuidelijkere kolonie.
Het betreft hier 1CY Grote Mantelmeeuw marinus JU754 welke werd geringd in zuid Noorwegen. |
Welke soort is het? Vogels in Februari. |
|
|
Foto 49: 07 februari 2009, Dubai, Verenigde Arabische Emiraten (Chris Gibbins). Vogel met geruide dekveren, wat leidt naar type III, IV of V. Merk op dat de juveniele dekveren sterk gesleten zijn, en dat de geruide dekveren en onderste schouderveren al enigszins gebleekt zijn (pijl 'oud 2e gen'). Die veren zijn al in het najaar geruid, en dat past niet bij type IV en type V, die tot in de vroege winter een juveniel kleed houden. Vooral de rui is schouderveren moet al van veel eerder zijn. Het is dus van belang de conditie van veren in te schatten om tot determinatie te komen.
Controle: binnen type III vind je een paar soorten; op grond van lokatie ligt Pontische Meeuw cachinnans voor de hand. Daarop wijst ook de kopvorm met lange slanke snavel. |
Foto 50: 09 februari 2013, Calais, Frankrijk (Jean-Michel Sauvage). Bijna alle schouderveren zijn vervangen (pijl 1); enkel de achterste lange schouderveren zijn nog juveniel (pijl 2). Alle dekveren en tertials zijn nog juveniel en de witte gekartelde delen van de tertials zijn volledig weggesleten (pijl 3). Dit duidt op een vogel uit onze contreien of een zuidelijker exemplaar (type II en III).
Controle: De slijtage van het kleed en de beperkte rui kunnen op meerdere soorten passen: Kleine Mantelmeeuw graellsii, Grote Mantelmeeuw marinus, Zilvermeeuw argenteus of een traag ruiende Geelpootmeeuw michahellis. Het patroon op buitenste grote dekveren en gekartelde tertials wijst op een klassieke 1e winter Zilvermeeuw argenteus.
Het betreft hier 2CY Zilvermeeuw argenteus YUA.C welke werd geringd in België. |
Welke soort is het? Vogels in April. |
|
|
Foto 51: 07 april 2017, IJmuiden, Nederland (Mars Muusse). Merk op dat het kleed juveniel is, op enkele rui-gaatjes na in de schouderveren. Het is al april, dus dit past maar op één type: de crispy viking.
Controle: er zijn geen vleugedekveren of tertials geruid. Er is sleet aan de witte randen van de schouder maar veel witte delen op tertials en dekveren zijn nog aanwezig, en het bruin is maar iets verbleekt in april.
Het betreft hier een 2CY Scandinavische Zilvermeeuw. |
Foto 52: 24 april 2010, Eilat, Israel (Amir Ben Dov). Qua rui van veren de tegenpool van de Zilvermeeuw links, hoewel beide vogels misschien uit dezelfde kolonie komen!
Alle dekveren zijn geruid en bovendien zie je een 2e generatie staart (pijl 1), 2e gen buitenste armpennen (pijl 2) en de handpenrui is gevordrd tot P7 (pijl 3). Dit is een ruischema gelijk aan de complete rui, maar dan verschoven naar de winter. En dat leidt meteen naar type V: fuscus.
Het betreft hier een 2CY Kleine Mantelmeeuw fuscus in Israel. |
|